Noaberschap

Pas als Bastiaan alle verhuisdozen uit zijn busje heeft gehaald en hij met zijn thermoskan op het bankje bij de voorgevel zit, valt het hem op. Het gesloten gordijn aan de overkant. Hij kantelt zijn mobieltje. Bijna drie uur. Hij weet dat er een oude baas woont, maar nu nog een middagdutje? Het zal niet tegen de zon zijn, die schijnt op de achterkant. Op hun galerij in Rotterdam zou een dicht gordijn hem niet verbaasd hebben, maar hier op het platteland maakt het hem onrustig. Hij twijfelt. Binnen wacht hem een bult werk en Ellis kan elk moment met hun dochtertje arriveren. Dan realiseert hij zich waarom ze naar het oosten wilden verhuizen. Meer contact met de buurt. Weg van de onverschilligheid. Hij staat op en steekt over.
J.K. Vrielink, staat er op het naambordje. Hij drukt op de bel, maar het gestommel waar hij op hoopte, blijft uit. Hij zakt door zijn knieën en tuurt door de brievenbus.
‘Hallooo.’ Zijn stem galmt door de gang.
Het enige antwoord komt van de koekoeksklok, die drie keer slaat. Het stelt hem enigszins gerust. Zo’n ding moet je toch dagelijks opwinden? Hij loopt naar het verduisterde raam en tikt op het glas. ‘Alles goed, meneer?’
Opnieuw geen teken van leven. Misschien doet hij boodschappen? Het lijkt logisch, maar het niet-pluisgevoel blijft. Hij loopt om naar de achterdeur. Niet op slot. Het platteland heeft meer voordelen, concludeert hij. Met grote passen loopt hij naar de voorkant, waar de bewuste kamer moet zijn. Als hij de deur opent, kruipt er urinelucht in zijn neus. Zijn adem stokt.
Naast het bed ligt buurman Vrielink, in een wit hemd en slobberende onderbroek. Zijn ogen zijn gesloten, op zijn slaap zit een schaafwond. Bastiaan schiet op hem af en raakt zijn schouder aan, die tot zijn opluchting warm aanvoelt. Meteen belt hij 112.
Na een paar klapjes op de ongeschoren wang opent Vrielink zijn ogen. Zijn gezicht verkrampt.
‘Kunt u zitten?’ vraagt Bastiaan.
Vrielink schudt zijn hoofd. ‘Mijn heup.’ Hij grimast. ‘Verkeerde been uit bed, denk ik.’
Bastiaan kan een glimlach niet onderdrukken. Hij staat op en opent het gordijn. In de verte flitst een zwaailicht. ‘Er komt hulp aan,’ meldt hij. ‘Nog even.’
Zijn aandacht verplaatst zich naar overkant, waar Ellis hun dochter uit het zitje van hun Toyota tilt. Hij loopt naar de voordeur en roept haar om de situatie uit te leggen. Gedrieën gaan ze naast hun buurman zitten.
Buiten zwelt het geluid van de sirene aan.
De man steekt zijn hand uit. ‘Johannes Vrielink.’
Voorzichtig omsluit Bastiaan de kromme vingers. ‘Wij zijn de familie Schouten, uw nieuwe overburen.’
‘U heeft het goed begrepen, meneer Schouten.’
Bastiaan kijkt hem vragend aan.
‘Noaberschap,’ verduidelijkt de man. ‘Ik heb trouwens twee sterke zonen, ze werken in de bouw. U kunt vast wel wat hulp gebruiken.’
‘We hebben niet zoveel geld, meneer. Ik…’
‘Niks betalen. Noaberschap gaat twee kanten op.’ Blauw licht flitst langs het plafond. Vrielink legt zichtbaar opgelucht zijn hoofd achterover.

Kort verhaal voor de schrijfwedstrijd Lutterzand Literair, thema ‘Noaberschap’ (mei 2022)